WATEREN

Van oorsprong was Nederland de moerassige delta van de rivieren Rijn en Maas, en om dit moerasgebied bewoonbaar te maken, hebben de Nederlanders vanaf het begin gevochten tegen, maar ook gewerkt met het water. Het resultaat is dat de wateren van Nederland tegenwoordig een zeer grote diversiteit in verschijningsvormen kennen: grote rivieren met een indrukwekkend deltagebied, kleine rivieren, kanalen, beken, meren, plassen, veenplassen en niet te vergeten de unieke polders. Al deze wateren kennen een uitstekend visbestand, hetgeen Nederland tot een sportvisland bij uitstek maakt. Klaar om door u te worden ontdekt. En om de keuze wat betreft het door u te bevissen water iets eenvoudiger te maken, vindt u in onderstaande de diverse wateren kort omschreven.

GROTE RIVIEREN

De grote rivieren van Nederland zijn de Rijn en de Maas, waarbij de Rijn zich opsplitst in de Waal, de Nederrijn of Lek en de IJssel. Op de rivieren komen alle belangrijke vissoorten voor. De rivieren zijn bij uitstek de wateren voor vissers die het tijdens een visdag niet uitsluitend op één bepaalde vissoort hebben voorzien. Vangsten van snoek, snoekbaars, baars, roofblei en winde op dezelfde dag komen meer dan eens voor. Toch vormen de rivieren ook voor sportvissers die zich richten op een bepaalde vissoort een bijzonder interessant jachtgebied. Op de rivieren zijn namelijk vissen van recordformaat te verwachten. Alle gebruikelijke technieken kunnen op de rivieren worden toegepast.

DELTA

De Maas en de Waal, die in de buurt van Rotterdam de Merwede wordt genoemd, vormen ten zuiden van de grootste havenstad van Nederland een immense delta: het Hollands Diep, het Volkerak en het Haringvliet. Deze uitgestrekte watervlakten staan bij veel Nederlandse sportvissers vooral bekend vanwege de goede vangsten van grote snoekbaars. Maar er worden hier ook kapitale baarzen gevangen, terwijl het geen geheim meer is dat hier snoeken van recordformaat zwemmen. Alle gangbare technieken kunnen worden toegepast.

KLEINE RIVIEREN

De kleine rivieren van Nederland, waaronder de Overijsselse Vecht, de Utrechtse Vecht, de Eem, Hollandse IJssel, Leidse Rijn en Linge, zijn uitstekende wateren voor snoek en snoekbaars. Het zijn ook wateren die in het algemeen slepend worden bevist en die een prima alternatief vormen voor zeer winderige dagen, waarop het secuur vissen op de grotere wateren bijna onmogelijk is. Wel dient hierbij te worden opgemerkt dat het in de zomer vanwege de vele pleziervaartboten eigenlijk te druk is om nog goed en vooral veilig te kunnen vissen. De kleine rivieren zijn wateren voor de herfst- en wintervisserij.

KANALEN

Kanalen vindt u door geheel Nederland. Veel van deze kanalen worden tegenwoordig nauwelijks meer door de beroepsvaart gebruikt en vormen prima wateren voor de sportvisserij. Maar ook de kanalen die nog wel door het beroep worden gebruikt, mogen niet aan uw aandacht ontsnappen. Denkt u hierbij aan het Noordzeekanaal, een eldorado voor snoekbaarsvissers. Zijn de kleine kanalen doorgaans prima wateren voor snoek, de grote kanalen staan bekend om hun goede vangsten van snoekbaars en grote baars. Slepen, werpen en verticalen zijn de gebruikelijke technieken.

MEREN

In Nederland maakt men onderscheid tussen meren en plassen. Met meren duidt men de op natuurlijke wijze ontstane wateren aan, terwijl plassen hun bestaan te danken hebben aan menselijk ingrijpen. Wat meren betreft willen wij hier voornamelijk de Friese meren noemen en de Randmeren, zoals het Gooimeer, Veluwemeer, Drontermeer en het Wolderwijd. Wateren die door een nog steeds beter wordende waterkwaliteit bekend staan om hun uitstekend bestand aan (grote) snoek.  Alle technieken kunnen hier worden toegepast.

PLASSEN

Plassen zijn grote en vaak diepe wateren die door mensenhand zijn geschapen. Een deel daarvan is in de vorige eeuw ontstaan voor de aanleg van snelwegen en staat vaak in verbinding met een rivier. Het zijn uitstekende roofviswateren met vaak een goed bestand aan grote vis. Daarnaast vindt u in het midden van Nederland oude veenplassen die deels ook zijn uitgebaggerd en die voor veel snoekvissers een magisch klank hebben: de Vinkeveense en de Loosdrechtse Plassen. Hier worden elk jaar kapitale vissen gevangen. Alle technieken kunnen op de plassen worden toegepast.

VEENPLASSEN

In een groot deel van Nederland vond in de negentiende eeuw turfwinning plaats. Deze voormalige energiewinning heeft geleid tot een aantal kleine paradijzen voor snoekvissers. De ondiepe veenplassen vormen namelijk voor de snoek een ideaal biotoop, waarop voornamelijk werpend met kunstaas wordt gevist. Maar de veenplassen zijn ook als geschapen voor de vliegvisser die graag op snoek vist. Het enige nadeel van veenplassen is dat zij door de vele waterplanten in de zomer onbevisbaar zijn. Pas in de herfst en in de winter kun u hier in een prachtige natuur uw hart ophalen.

POLDERS

Polders zijn unieke Nederlandse wateren. Ze zorgen ervoor dat de Nederlanders droge voeten houden in een land dat voor een groot deel onder zeeniveau ligt. Buitenlandse gasten staren je vaak ongelovig aan als ze worden aangespoord om in sloten van soms niet breder dan twee meter te gaan vissen. Polders kennen evenwel een uitstekend bestand aan snoek en sportvissers worden hier regelmatig aangenaam verrast. Gastvissers uit het buitenland keren dan ook na een dag in de polder vaak met een weliswaar tevreden gevoel naar huis, maar toch ook nog steeds met een beetje ongeloof!